6 juli 2016

Opinie: Experiment opgerekte mengformules

Rogier Noyon          30-6-2016

Stadsdeel Centrum heeft besloten in een tweetal straten een experiment te starten van maximaal twee jaar, waarbij de bestaande regels ten aanzien van ‘mengformules’ worden opgerekt. De bestaande mengformule houdt in dat detaillisten maximaal 20% van het oppervlakte van hun winkel mogen gebruiken voor horeca. Daar geldt wel een aantal restricties bij: tafeltjes en stoeltjes mogen niet bij het raam, dus zichtbaar vanaf de straat, er mag geen terras, en er mag geen reclame voor de horeca worden gemaakt aan de gevel. Dit dient ertoe om de primaire functie te handhaven: die van winkel. Voor de mengformule bestaan goede redenen: winkelen is meer dan boodschappen doen. Het betreden van een winkel is een beleving, die opgeluisterd kan worden met een kopje koffie, om het verblijf zo aangenaam mogelijk te laten zijn. Op die manier kan de moderne middenstand de 21ste eeuw in.

Bij het experiment worden de genoemde restricties goeddeels opgeheven: tafeltjes mogen wel aan het raam, het oppervlakte mag 50% bedragen, en er mag wel reclame voor de horeca worden gemaakt aan de gevel. Terras en het schenken van alcohol blijven verboden. De gedachte hierachter is kennelijk dat 20% oppervlakte onvoldoende is om de beleving te creëren waar de moderne consument behoefte aan heeft.

Tot het experiment is inmiddels besloten, met instemming van de burgemeester. Het heeft dus op het eerste gezicht niet veel zin om hier nog wat tegen in te brengen. Toch menen wij dat met het oog op de verdere toekomst van het horecabeleid in Centrum het dienstig is om nog even stil te staan bij het experiment. Het staat ons tegen om een aantal redenen:

  • Er is onder de ondernemers in de beide straten niet gebleken dat zij behoefte hebben aan oprekking van de mengformule. Niet dat er niets te wensen is: tijdens de inspraakavond bleek dat de aantrekkelijkheid van de Czaar Peterstraat gebaat zou zijn bij meer promotie van de straat, meer activiteiten, betere straatverlichting, bestrijden van zwerfvuil en onveiligheid ten gevolge van geparkeerde auto’s, stalletjes op de hoek van de straat, parkeerverbod overdag, betere bestrating, etc. Ook in de Westerstraat bleek dat allerhande grieven aan de orde zijn, maar juist niet de behoefte aan ruimere horecamogelijkheden. De gedachte dat een verruiming van de mengformule wel eens zou kunnen helpen komt geheel uit de koker van het stadsdeel.
  • Door een oppervlakte van 50% en tafeltjes aan het raam toe te staan verandert de winkel de facto in een horecagelegenheid.
  • Het experiment doet ons sterk denken aan eerdere initiatieven om de mogelijkheid tot horeca te verruimen. Zo is de ‘daghoreca’ indertijd in Centrum geïntroduceerd om in het kader van de ‘straatgerichte aanpak’ straten te kunnen ‘upgraden’. Speerpunt hierin was de Damstraat; winkels zouden daar moeilijk kunnen overleven als ze niet in de gelegenheid werden gesteld om broodjes, wafels en andere etenswaren te verkopen. Het niveau van het winkelapparaat in de Damstraat zou er zeer bij gebaat zijn als ‘daghoreca’ werd ingevoerd. Wie nu wel eens in de Damstraat rondloopt kan niet anders dan vraagtekens zetten bij deze veronderstelling.
  • Een van de argumenten om de mengformule op te rekken is de handhaafbaarheid. 20% zou niet te handhaven zijn, en 50% wel. Ons ontgaat totaal de logica van deze redenering. Als 20% niet te handhaven is, dan moet misschien het percentage terug naar 10. Met 50%, tafeltjes aan het raam en reclame aan de gevel is juist veel moeilijker te handhaven dat het eigenlijk om een winkel gaat.
  • Als de bestaande regels omtrent de mengformule al onduidelijk zijn en moeilijk te handhaven (o.i. is dat niet het geval), dan introduceert het experiment in ieder geval een gevoel bij ondernemers in andere straten dat de normen kennelijk aan het schuiven zijn en dat zij ook wel wat kunnen proberen. Handhaafbaarheid is gebaat bij duidelijkheid aan beide kanten, zowel bij ondernemers als bij het stadsdeel.
  • Het is volstrekt onduidelijk wat de criteria zijn om straks uit te kunnen spreken of het experiment geslaagd is of niet. Voor de inbreng van bewoners in de evaluatie is in ieder geval minimaal ruimte. Te vrezen valt dat er straks onvoldoende redenen zijn om het experiment als mislukt te beschouwen. De regels van het experiment worden dan algemene praktijk.
  • Het motief dat het experiment noodzakelijk is om winkeliers te beschermen tegen de opmars van het webwinkelen miskent de unieke positie van Amsterdam en de creativiteit van ondernemers. Als ergens weerstand geboden kan worden aan de verlokkingen van het internet is het wel in de Amsterdamse binnenstad. Daarvoor moeten ondernemers inderdaad alles uit de kast halen om onderscheidend te zijn. Horeca is niet onderscheidend, creatieve winkelformules wel. Er zijn vele voorbeelden in de stad van ondernemers die het concept ‘winkel’ op creatieve manier uitbreiden zonder dat horeca daar een dominant kenmerk van vormt. Pas als we dat doen gaan we de eenvormigheid en monocultuur tegen die het introduceren van meer horeca ontegenzeglijk met zich meebrengt.
  • Wij erkennen dat het drinken van een kopje koffie en het nuttigen van versnaperingen hoort bij winkelen of een dagje Amsterdam. De mogelijkheden daartoe zijn echter overvloedig aanwezig, ook in de Czaar Peterstraat en Westerstraat. Sterker nog: waarom zouden we de bestaande horecagelegenheden concurrentie aandoen door verruiming van de mengformule?
  • Het experiment valt samen met initiatieven in de gemeenteraad om winkels toe te staan 24 uur per dag open te zijn. Hoewel beide initiatieven strikt genomen los van elkaar staan is de uitkomst waarschijnlijk dat de verruimde mengformule leidt tot meer horeca in de nachtelijke uren. De verzekering vanuit het stadsdeel dat zoiets niet de bedoeling is komt vrij krachteloos over.
  • Het is te verwachten dat de verruiming van de mogelijkheden tot horeca in de praktijk zal leiden tot pogingen om die mogelijkheden maximaal uit te buiten. Ook al hebben de huidige ondernemers daar geen behoefte aan, hun zaak wordt meer waard als die mogelijkheid tot horeca er is, en partijen die belangstelling hebben om een winkel over te nemen zullen een prijs willen betalen die horeca incalculeert. De tendens richting horeca is dan niet meer te stoppen.
  • Wanneer we erkennen dat het in de detailhandel niet langer uitsluitend gaat om de kwaliteit en de prijs van de waren, maar ook om de beleving van het ‘shoppen’, waarom zou die beleving dan uitsluitend door middel van horeca kunnen worden gecreëerd? Waarom moeten we de gemakzucht van veel ondernemers faciliteren die van mening zijn dat het schenken van koffie duidt op creatief ondernemerschap? Waarom zouden we ze niet prikkelen om echt creatief en onderscheidend te zijn? Horeca brengt niets nieuw; dat kennen we al. Als Amsterdam ergens voor moet waken is het monocultuur en eenheidsworst. Op dit moment lijken we die nog enigszins op afstand te kunnen houden. Maar het experiment in Westerstraat en Czaar Peterstraat brengt ons een flinke stap in de verkeerde richting.